Ik heb me altijd afgevraagd waarom ik het erg ingewikkeld vind om met mijn lief hand in hand te lopen en tegelijkertijd te praten. Vooral wanneer het ergens over gaat en ik moet nadenken.
Het gevoel van ingehouden worden, kan ik zo weer invoelen als ik er aan denk. Nooit begrepen. Tot pagina 115 van ‘The Master and His Emissary’ van Iain McGilchrist. (En dat is een naam die ik altijd even moet checken.)
Deze psychiater beschrijft hoe de rechterhand en het linkerbrein verbonden zijn in taal. Die hand heb je nodig om je taal te vormen. Je blijkt die hand te bewegen, er mee te zoeken naar de juiste woorden. Vat krijgend op je gedachten.
En laat ik nu vaak geneigd zijn om de linkerhand van mijn lief in mijn rechterhand te houden als we samenlopen.
Praten met je handen activeert het taalgebied in het linkerdeel van je hersenen: in het gebied van Broca, waar taal wordt gevormd. Sterker – hij veronderstelt dat de taal er is, om iets te grijpen, te conceptualiseren en er vat op te krijgen. Alsof je iets grijpt.
Niet alleen als metafoor. Het blijkt ook bij een functionele MRI het geval te zijn. Leuk. Minder handig als je die hand dus vastlegt, liefdevol, in de hand van je geliefde. Maakt het – ondanks de gevoelde verbinding – blijkbaar lastiger om het taalgebied te activeren, te helpen in het zoeken naar de woorden.
Natuurlijk denk ik dan vervolgens; hoe zet ik dit in bij mijn nascholing omtrent ‘Fundamentele Basisbewegingen’? Omdat ‘Grijpen’ namelijk één van die basisbewegingen is. Dus dan blader ik door de kaartenbak in mijn hoofd en wil er iets mee. Maar dat wil ik met alles.
Waarschijnlijk zal dit mooie weetje – en gevoelde ervaring – als een aangespoelde schelp op het strand blijven liggen.
Maar het cadeau heb ik al binnen: ik weet nu in ieder geval waarom ik me opgesloten voel in mijn eigen onvermogen wanneer ik precieze bewoordingen zoek; de hand van mijn lief vasthoudend!
Mooie ontdekking. Hoeft niets mee te gebeuren. Mag verder gewoon op het strand blijven liggen.